Tekst Wybe van de Kuinder Illustratie Hans van der Spek
White Christmas
“Jullie zijn van harte welkom, maar ik wil in geen geval een herhaling van het laatste kerstdiner. Degene, wie dan ook, die vanavond een onvertogen woord uit, kan onmiddellijk vertrekken. Fijne kerstdagen en tot straks.”
Dwars over de hele parterre stond een lange tafel gedekt voor zesendertig familieleden. Het zilveren bestek, de kristallen glazen en het honderddelige Wedgwood servies van Martha’s ouders glansden hem tegemoet. Hij had gedekt op het crèmekleurige tafellinnen en persoonlijk voor de tafelschikking gezorgd. Johan keurde het resultaat. Het zag er schitterend uit. De catering was met zorg uitgekozen dus dat zat goed. Maar dat vervelende appje van Martha zat hem dwars. Een dissonant waar hij geen goed gevoel over had. Inderdaad, het vorige kerstdiner was rampzalig verlopen. Ze hadden elkaar nog net niet de oren afgesneden. In hun samengestelde gezin vielen soms harde woorden.
De familie was voor de nacht ondergebracht in ‘De Villa’, een B&B op enkele minuten loopafstand. Zijn oudste zoon kwam, samen met vrouw en tweeling als eerste van de gasten binnen. Al snel arriveerden ook de overige familieleden en werd het een drukte van belang. Er werd geknuffeld en gelachen. “Waar is Martha?”, zoemde het rond. Bijna op hetzelfde moment kwam ze binnen. Ze droeg een schitterende zwarte jurk en een glimlach die hij in al die jaren niet eerder had gezien. Het voorgerecht werd opgediend. De catering deed het voortreffelijk. Iedereen zat geanimeerd met elkaar te praten. Johan ontspande zich. Samen met zijn zoon bracht hij de tweeling naar bed. Ze namen er de tijd voor. Heel gezellig.
Ook tijdens het hoofdgerecht viel er geen onbetamelijk woord. Het was bijna onnatuurlijk. Johan hield van wild en van krachtige, volle wijnen, maar ook aan vegetariërs, veganisten en liefhebbers van lichtere wijnen was gedacht. Toen het nagerecht was opgediend en iedereen zich ook dat uitstekend liet smaken zei de zoon van Martha: “Dat was dus en beetje flauw moeder, dat maffe appje van jou.” Het viel stil aan tafel. “Hoe bedoel je dat jongen?” “Ik bedoel mam, dat je, en dat is niet de eerste keer, de boel nodeloos loopt op te fokken. Dat is toch nergens voor nodig.” Martha zweeg. Maar de toon was gezet en de ruzies begonnen. Tien minuten later was iedereen vertrokken. Martha en Johan zaten tegenover elkaar. Johan had al die tijd niets gezegd. “En waarom zeg jij niks verdomme,” schreeuwde Martha plotseling. “Volgens jouw eigen regels moet jij nu ook vertrekken. In ‘De Villa’ hebben ze vast nog een plekje voor je,” antwoordde Johan rustig. Met een snauw verliet Martha het huis. Dat luchtte op. Johan liet de boel de boel, gooide de tuindeuren open, sleepte zijn favoriete stoel naar buiten en schonk zichzelf een glas whisky in.
Zijn zoon kwam binnen. “Ze zijn in ‘De Villa’ aan ’t feesten. Leuk hoor pap. Ga je ook? Ik ga boven bij de tweeling slapen.” Zonder het antwoord af te wachten verdween zijn zoon naar boven. Maar Johan zette zich in zijn stoel en sloeg een plaid om zich heen. De kat van de buren nestelde zich vrijwel onmiddellijk op zijn schoot. Zou het beest ook zoiets als een religieus besef hebben, vroeg hij zich af. Hij keek omhoog of daar het antwoord vandaan zou moeten komen. In plaats daarvan zag hij tot zijn verbazing de eerste sneeuwvlokken naar beneden dwarrelden. Toch nog een witte kerst, dacht hij.
Nadat hij een eerste nipje van zijn whisky had genomen hief hij zijn glas op en toastte met de woorden: “En in de mensen een welbehagen,”







